Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 454] [p. 454] Hostieblommen o Gij schoone witte plekken, midden onder 't donker groen, die 'k, al waar mijne oogen strekken, zie de boorden blinken doen van de landsche zonnewegen: zomerzegen, sterrenregen, blommen, God den Heer gewijd, willekom mijne oogen zijt! Dun van stamme en lang van lijve, ringsom, als een rad gedaan, zie 'k u geren, zie 'k, en 'k blijve geren vóór u, blomkes, staan: 'k zeg dan, naar u neergestopen: ‘Rekwijd open staan uw' knopen, zonder doek of deksel om: zijt mij, blomkes, willekom!’ Hostieblommen, schiere en schoone staan uw' twintig nopkes, net als een' witte maagdenkroone, blinkend om uw hoofd gezet; gladgeglimde spaansche kragen zie 'k u dragen, lange dagen, lange maanden, hier en daar: willekom mij, gansch het jaar! 8-1-1897. Vorige Volgende