Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 451] [p. 451] Twee horsen Ze stappen, hun' bellen al klinken, de vrome twee horsen te gaâr; ze zwoegen, ze zweeten; en blinken doet 't blonde gelijm van hun haar. Ze stappen, ze stenen, ze stijven de stringen: en 't ronde gareel, het spant op hun' spannende lijven: de voerman beweegt ze aan een zeel. De wagen komt achter. De rossen, gelaten in 't lastig geluid der schokkende, bokkende bossen, gaan, stille en gestadig, vooruit. Geen zwepe en behoort er te zinken, geen snoer en genaakt er één haar: zoo stappen, hun' bellen al klinken, de vrome twee horsen, te gaâr. 28-1-1897. Vorige Volgende