Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 432] [p. 432] Koe-koe ‘Koe-koe’, de Leye omtrent is alles, allenthenen, belegwerkt en bezomerblomd: en 't aarderijk verdwenen. ‘Koe-koe,’ de groene wee, zoo verre ik kan bespichten, liep overal de zonne, met heur zelvergeld, bezichten. ‘Koe-koe,’ de koekoetblom, vermenigd in de meie, zie 'k varen heen en weêr, alom, en zwaaien lijk een Leye. ‘Koe-koe,’ de Leye langs, en kan ik onderscheiden of 't baren zijn of blommen, die mijn' zwervende ooge leiden. ‘Koe-koe,’ de koekoet roept herhaaldemaal, daartusschen, nen boom entwaar bezittende, in de verre verre busschen. 5-5-1895. Vorige Volgende