Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 336] [p. 336] Maria O edel herte, o vrije Vrouwe, die Adam ongeschonden liet, hoe vuilt, terwijl ik u aanschouwe, mij 't schoonste dat de zonne ziet! o Diamant, uit 's Heeren handen gevallen; dauwdrop, nieuwe en schoon, daar 's hemels ooge ik zie in branden; onaangeraakte wereldkroon! o Middenmaagd, die, van zoo velen, de schoonste zijt, die om u spelen, verleent mijne arme ellendigheid dat u, door mij, te onvoorbereid, zij lof gezeid! 1896(?). Vorige Volgende