Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 331] [p. 331] Laat mij ... Laat mij, laat mij henenvluchten landwaards, en de steê, de steê, niets van al heur eeuwig zuchten, niets van haar, mij volgen meê! Storme is 't altijd in de stede en ongerustheid; altijd iet, dat daar, vol onvriendlijkheden, grimt op mij en leelijk ziet. Lam ben ik gepoogd aan 't wenden van den helmstok; en 't gestoot duwt en deert mij in de lenden, van mijn' moeden levensboot. Uit dit stormend zeespel henen, heel alleene is 't, dat ik moet, diepe en verre in 't land verdwenen, rusten, daar ik God ontmoet. God alleene - in welker talen dat gezeid? - na hertenslust hebben, hebben, en herhalen: ‘Ik beminne U!’ dat is rust! 17-2-1894. Vorige Volgende