Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [Eer Ge ooit het oordeel vellen komt] Eer Ge ooit het oordeel vellen komt, eer 't al weêr vóór Uw' voeten kromt, dat, hooge en vrij, op heden U tegen is en vol weêrspannigheden, bermhertigheid, o God, en 't woord dat Gij gesproken hebt, dat 't waarheid zij! Onfaalbaar is Uw woord, o Heer; Gij weet hoe arm, hoe krank en teêr het menschdom is van krachten; en laat het niet, al hulpeloos, versmachten! Bermhertigheid, o God, en 't woord dat Gij gesproken hebt, dat 't waarheid zij! Vierduizend jaar verlangt het al: wanneer is 't dat Hij komen zal? zoo roept en zucht verlegen Uw volk, o Heere, en wacht om Uwen zegen: bermhertigheid, o God, en 't woord dat Gij gesproken hebt, dat 't waarheid zij! 't Advent, 't advent weêrom. Wie kan beloven dat de vreugde van den Kerstdag ons zal blijden? Zijn 't eindlijk niet des werelds laatste tijden? Bermhertigheid, o God, en 't woord dat Gij gesproken hebt, dat 't waarheid zij! 13-12-1885 [pagina 270] [p. 270] Het westen, rood van goude, voorspelt een' schoonen dag; zoo elk, gesteund op de oude weêrwijsheid, hopen mag. Nochtans en wilt met allen niet voortgaan op den schijn: die rechte staat kan vallen, 't kan morgen winter zijn! 1890(?) Vorige Volgende