Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [Geliefden, wier geluk op heden geene palen] Geliefden, wier geluk op heden geene palen, geen einde en kent, en door geen' penne en is te malen; die wijsheid, schoonheid, jeugd, en al dat eerbaar is, vereenigt en vereert in uw' verbintenis; die in de toekomst ziet den weêrschijn al geschemeld van 't geen dat u vandaag den levensloop verhemelt; die in de jaren zijt dat alles lacht en mint, en dat gij, elken dag, een' nieuwe blijdschap vindt; die, blommen alle twee lijk voor malkaar gegoten, schijnt uit een' enkelen stam, en uit geen twee gesproten; die ziel en ziel voortaan, die hert en hert, hoe zoet u beiden 't leven is te gader smaken moet; God geev' dat dit geluk, bij Kerke en Wet gesloten, zoo op den eersten dag blijve altijd voort genoten. God geev' ... Hij weet het best wat u en haar betaamt, [pagina 247] [p. 247] die, man en vrouw gewijd, van 's autaars hoogten kwaamt. Zijn' goedheid is gekend van over duizend jaren, voor, die van kindsbeen af, lijk gij, Hem vreezend waren. Dus hopen wij dat al hetgeen de Pastor bad in 's huwlijks roozenkrans alreê besloten zat; en dat, na korten tijd, of langen tijd, ulieden bewijs daarvan in meer als woorden zal geschieden; bewijs daarvan in sterk en zuiver kinderbloed, dat heel 't voorspoedig huis van blijdschap kraaien doet! (Voor Em. Huys) Juni 1893 Vorige Volgende