Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 141]
| |
Gebenedijd zijt gij,
vóór eeuwen uitverkoren,
gij Moeder, ook van mij,
daar God is uit geboren;
o Moeder Maagd
die Jesus draagt:
daar God is uit geboren.
Gebenedijd zijt gij,
en zalig zal 't u nomen,
dat is, van verre en bij,
uit Adam eens gekomen;
o Moeder Maagd
die Jesus draagt,
uit Adam eens gekomen!
Gebenedijd zijt gij:
naast u en is er geene
van zonde en schulden vrij,
o onbevlekte alleene;
o Moeder Maagd,
die Jesus draagt:
o onbevlekte, alleene!
Gebenedijd zijt gij
en boven u geprezen
moet God alleen, moet Hij,
de vrucht uws lichaams, wezen,
o Moeder Maagd,
die Jesus draagt:
de vrucht uws lichaams, wezen.
| |
[pagina 142]
| |
Gebenedijd zijt gij,
o, toevlucht van ons allen,
in zonde en slavernij
en laat ons niet hervallen,
o Moeder Maagd,
die Jesus draagt:
en laat ons niet hervallen!
Gebenedijd zijt gij:
de dood komt aangedreven,
o, Moeder, maakt ons blij,
na dit, in 't ander leven!
o Moeder Maagd,
die Jesus draagt:
na dit, in 't ander leven!
884-85(?)
|
|