Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] [Zoo ellendig zijn] Zoo ellendig zijn, en geen zonneschijn ooit mijn huis instralen; nooit geen' asem halen; dat 't geen wee en doet! Roert mij hand of voet iemand, ... tieren! Willen en niet kunnen stillen, ai mij! deze pijn! Ach!en ... ach!en ... ach!en ... ach! en zoo ellendig zijn! Liever ware ik dood als, in stervensnood, zooveel duizend werven her end weder sterven zonder vrij te zijn, ai! van deze pijn: 'k heb genoeg gebeten ... 'k wil 't het leste weten van dit daaglijksch brood! Ach! en ... ach! en ... ach! en ... ach! en liever ware ik dood! Wie en klaagde er niet? Was er ooit verdriet erger als het mijne? Was er immer pijne ... ‘Consummatum est!’ Een', aan 't kruis gevest, hoore ik tegenspreken, hoore ik zielebreken, in Zijn stervenslied! Ach! en ... ach! en ... ach! en ... ach! en Hij en klaagde niet! 18-11-1890 Vorige Volgende