Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 124] [p. 124] [De zwarte doorenhagen, eindlijk eens] De zwarte doorenhagen, eindlijk eens, met jeugdig groen deurstoven, het blijde jaar beloven. Nog onlangs, op den tuin, daar was het sneeuw, al dat mijne ooge ontmoette: nu bloeit en riekt hij zoete. o Zomerdoorenhage, willekom; en, met den oostermorgen, laat weg de winterzorgen! Komt, bouwt nu vogelnesten, blij genoeg, en wacht niet tot ter jaren, Gods vlugge harpenaren! En hoore ik, eer de doorenhage bleust, en gloeiend hangt vol iepen, uw' kleene jongskes piepen! Dan, wakker, oud- en jongen, in de lucht: te haast is allenthenen het blijde jaar verdwenen! 28-4-1891 Vorige Volgende