Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekendGelukkig kind ..., hoe zal 'k het zeggen? ...
dat, Moeders schorte nauwe ontgroeid,
zijn' hand komt in de hand te leggen
van d'heilige Kerke; en voorwaards spoeit
naar Hem die ate en drank, verheven
ver boven ons verstand, wilt geven
aan 't herte rein, dat Hem bemint:
gelukkig kind!
Gelukkig kind! Mijn kind, o Heere,
mijn eigen vleesch en bloed is het,
dat ik nu meer beminnen leere,
nu dat Gij 't aan Uw tafel zet;
nu dat ik zie en hoore en taste
dat 't waar is, 't geen dit kind zoo vaste
gelooft, o God, mijn teêrbemind,
gelukkig kind!
Gelukkige ... o, niet kinderlooze
gelukkige ouders, duizendvoud!
Gelukkige ouders! Neen, 'k en kooze
van alle schatten, geld en goud,
maar dat geluk, dat ik vandage
genieten mag en God opdrage,
om uwentwille, o welbemind,
gelukkig kind!
5-2-1890
|
|