Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [Wij waanden 't heidensch vak al ver van ons] Wij waanden 't heidensch vak al ver van ons, wanneer geboren slaven, met ketens aan van staal en brons, hun lijf ten besten gaven en dienden, platgeveld, hun weêrga te eenen bank, uit eereloozen dwang. Wij waanden 't heidensch vak al ver van hier wanneer, uit jeugdige aderen, ons bloed, bij dat van peerd en stier, door de afgevallen vaderen gestort wierd en genut, om 't heidensch bloedaltaar, met schandelijk gebaar. Wij waanden 't ... Erger wordt nu slaafsch gewand ons op den hals gebogen, en schandelijker zielofferand schier elken dag geplogen! Wie de offeraar? Al die de ware vrijheid haat! En 't afgodsbeeld? De Staat! 1871-1881(?) Vorige Volgende