Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] I Heb's dank, o Heer, dat ik den dag beken, en levend ben de lijkkoetse uitgetreden, waar 't licht mij was gedoofd en waar mijn' leden noch taal noch teeken meer en deden, van tonge en taal beroofd: een weêrschijn van de dood. Heb's dank, o Heer, en laat den dag mij wel, op Uw bevel, door Uw' goedjonstigheden, volenden, eer ik sterf; ach, laat mij heden, het zij genoten of geleden, U danken anderwerf, om al Uw' liefde groot! Heb's dank, o Heer, en, na den wisselgang, zij 't kort of lang, en de onstandvastigheden des levens, laat mij, ach, in ruste en vreden, den langen blijden dag eens vinden, in Uw' schoot! 1891(?) Vorige Volgende