Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 616] [p. 616] Heete pootjes Een schalkaard had een bie gevaân en hield ze bij heur vleren: ‘Komt hier! - hij zag een jongske staan! - komt hier mijn knappe kerel! Hier heb ik zulk een schoon fatsoen van beestje, ik wil 't u geven: past op maar van 't niet dood te doen, en laat het beestje leven. Kom aan; jen hand; doet toe, 't vliegt weg; doet toe, want 't gaat ontsnappen!’ 't Kind hield zijn handtje toe: ‘Nie' waar, hoe schoon dat is, hoe lieflijk!’ Ha! 't kindtje wierd te laat gewaar hoe schoon en hoe bedrieglijk. Het liet het beestje los, en 't loeg de traantjes uit zijn oogskes, en zei 't: ‘Het beestje is schoon genoeg, maar 't heeft zulke heete pootjes.’ December 1860 Vorige Volgende