Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 612] [p. 612] Jam lucis orto sidere De zonne alreede is opgestaan, naar God laat ons te voetval gaan, opdat Hij, tot den avondtijd, van zonde ons en van kwaad bevrijd'. Hij breidele onze tonge wel, zoo zal geen tweedracht twisten fel; en, dekkend ons gezicht, behou' onze oogen Hij van ijel aanschouw. Het binnenst van ons hert zij puur, in neerstigheid verslijte elke uur; getemd zij 't vleesch, ontembaar is 't, als 't niets van spijze of drank en mist. Zoodat, als 't daglicht heen zal gaan en weêr de nachtbuurte op zal staan, wij, rein en zondennuchter toen, weêrom Gods lof hergalmen doen. Den Vader zij, God, lof en eer en God den Zone, ons lieven Heer; al met den heilgen Geest daarbij, 't geen nu en in alle eeuwen zij! September 1871(?) Vorige Volgende