Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 572] [p. 572] David Heft uwe stemmen omhoog, laat klinken tot boven de wolken blijde geschal, brengt Da- vid den winnaar de kroone, bekroont hem, herderen, zulk is de prijs die David, de winnaar, verdiend heeft. David, hij ging eenen leeuw, hij sterker als leeuwen, te keere ende, met brekende macht, den muil hem verscheurende duwd'hij onder zijn knien hem in 't zand, waar hij uitbloedde en strekkende dood bleef. Komt van te landewaard! Hier! Prijst David en voert in den hemel Davids klemmenden lof met klemmende stem en gezangen! Saul is koning in stad, maar David is koning te lande! Wild aan 't brieschen daar komt er een beer van den Liban gekropen landewaards; alles verschrikt, zijn vreedheid wetende en elk vlucht: David, hij 'n vlucht niet, hij slacht hem: en of hij met bloedende muile bromde, of hij reekte over hem zijn scheurende klauwen, 't en hielp niet. Wapen en had hij op hem, noch spere noch schild, en hij sloeg hem, met zijn' onwrikbaren arm, met haamrende vuisten aan 't lijf, hij. Handen en vuisten had hij, en moed in zijn herte, en hij sloeg hem! Beter is moed in het hert als 't aldergeweldigste wapen! (naar Becanus) 1858(?) Vorige Volgende