Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 549] [p. 549] Tafelliedeken Komt uit met al wat geestig is, met trompen en schalmeien, omdat 't vandage feestdag is en nu geen tijd van schreien, maar lachen ons nu beter past: die lacht die heeft het beter vast; 't is jubilé, van tirelirelé, 't is pastors jubilé! Dat is toch geestig pastor zijn, met trompen en schalmeien, zijn hertje moet wel vaster zijn als 't onze om niet te schreien, wanneer hij al zijn kinders ziet en hoort ze zingen 't vreugdelied, den jubilé, van tirelirelé, 't is pastors jubilé! In 't hospitaal, als 't kermesse is, met trompen en schalmeien, alwaar zoo dikwijls deernesse is, toch mag men daar niet schreien; bezonderlijk de pastor nooit: 't is beter dat hij monkelplooit en lacht; allez! van tirelirelé, 't is pastors jubilé! Past op nu! elk zijn glas geklaard, met trompen en schalmeien, als 't uit is, toen is 't best gespaard, 't is toen eerst tijd van schreien: [pagina 550] [p. 550] gezondheid en geen tandenpijn, dat is de vrucht van pastorswijn: allez! allez! van tirelirelé: 't is pastors jubilé! Mijn glas is uit, mijn liedtje niet, met trompen en schalmeien; wie is er die niet klaar en ziet dat hier niet valt te schreien! Schreit morgen heel uw schorte nat, maar lacht vandage en zingt nog wat van jubilé, van tirelirelé: 't is pastors jubilé! Wie is er die niet blij en is, met trompen en schalmeien, omdat de pastor bij ons is, zoo lange en zonder schreien; hij kijft wel, als wij kwalijk doen: hij kan, hij moet en hij mag wel toen, maar nu toch niet: van tirelirelé: 't is pastors jubilé! (Jubilé van Pastor van Zuylen) Oogst 1864 Vorige Volgende