Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 472] [p. 472] Wie zijt gij Aan Hendrik van Doorne van Poucke Wie zijt gij, pinkelend sterrenheer, dat aan den hemel staat? Zijt gij de kroon van God den Heer, Zijn diamantsieraad? Zijt gij de wachters, trouw en goed, die Zijnen throon bewaart? Zijt gij het zand waarop Zijn voet al wandelen henenvaart? Dient gij aan zielen duizendvoud, tot woning en verblijf? Zijt gij uit goud - of wat? - gebouwd en welk is uw bedrijf? 'k En weet niet ... en, hoe kleen ik ben op dezen wereldbal, een zandeken, een punteken, in 's hemels wijd heelal, 'k benijde u niet, o sterren daar, 't zij wat ge zijt of doet, 'k benijde u niet, al hebbe ik maar mijn armen Jesus zoet! Zijn tabernakel bouwt Hij niet noch Zijnen zetel zal Hij zetten in het stergebied, maar in dit tranendal: in Bethlehem, te Nazareth, te Roomen, overal... hier heeft Hij Zijnen throon gezet, hier in dit tranendal! Januari 1859(?) Vorige Volgende