Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 427] [p. 427] Zonde Zonde, bittere teugen zijn het die de droeve ziele smaakt als, eilaas! uw zoet venijn het herte en het geweten raakt; zonde, uit Satans hert gesproten, ééne bron van al ons kwaad, zijt gij nog niet uitgevloten ende grondeloos, inderdaad? Bittere zonde, gal der aarde, 't dal van tranen waar' mij zoet, ik beminde 't en 'k bedaarde mijnen wensch naar hooger goed, zaat gij niet in iedere blomme, bachten elke plante niet, in eenieder woord da' 'k nomme, in al wat mijn ooge ziet. Gaat van mij, och laat mij rusten, slapen, of ik slapen mocht eenen stond, en onbewust en vrij zijn, 'k ben zoo moê gewrocht! Neen, die strijden moet, hij strijde; neen, geen wapens neêrgeleid, eer 't triomfwoord ons verblijde: ‘Komt en rust in de eeuwigheid!’ 1859(?) Vorige Volgende