Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 376] [p. 376] Non praevalebunt De visscher slaat een stok in 't zand, waaraan hij zijne netten spant op vischvangste uitgetogen; de zee, die 't ziet, komt uit, komt op, en schudt haar witgeschuimden kop, luidbulderend losgevlogen. Zij scheurt den witten duine aan stuks, zij zwelgt heur schoot vol ongeluks, zij spuigt het strand vol rampen, om met een stok, en weinig draân, die rustig in het zeezand staan, den reuzenkamp te kampen. Het net beweegt, de stok staat pal, geen zee die hem beroeren zal, de wakkre visscher weet het; hij komt, wanneer 't is uitgewoed, hij vindt hetgeen hij vinden moet, en 't andre hij vergeet het. Zoo plantte een net Sint Pieters hand, op Gods bevel, in 's werelds zand; het stond er duizend jaren: de dolle zee, hoe meer zij woedt, hoe vaster zij het net daar doet en staan en visch vergâren! (Hendrik van Doorne en G. Gezelle) 17-11-1862 Vorige Volgende