Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende CLXXVIII Flora H.M.J.G. Vanderghote 3 Oogst 1896 Gelukkig, kind, zijt gij, die God zoo vroeg gekend, gebeden, ontvangen hebt; en, meê met Hem, zijt Hemelwaards getreden! Zoo Henoch eens, die medeging met God, zoo gingt gij henen, met Hem, die, ons verdoken nog, u zichtbaar is verschenen. Uwe oogen zien, uw herte mint den God, dien negen kringen van Engelen, zoo gij nu doet, beminnen en bezingen. [pagina 352] [p. 352] Van negen, die wij, zusters, u, en broeders, zijn geboren, zijt, Flora, gij gelukkig, en vóór de andere, uitverkoren, terwijl dat wij, gebroeders en gezusters, nog met achten, hier zuchten, en 't geluk dat gij bezit alreê, verwachten. Vorige Volgende