Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende CXXVI Eerweerde pater Ameet Vyncke van Zedelghem, als geloofzendeling gestorven te Kibanga in Opper-Congoland, op den 17 van Bamesse 1888 Gij zijt de vriend van God, die ouders, vrienden, magen, die land en lieden, om Gods arme Zwarten liet, in 't Africaansche veld. Wie zouder u beklagen, die u, voor zulk een zaak, zoo vroeg gestorven ziet? Gij zijt de vriend van God, nu meest nog, nu de vrede, de rustdag u alreê verschenen is. Voortaan geen lijden meer, geen angst, geen ongewissighede van hangen tusschen lijf en dood meer uit te staan. Gij zijt de vriend van God, gekozen tusschen honderden duizenden, om Hem een boodschap hooge en groot te dragen, verre weg naar 't erflijk afgezonderd, naar 't weggeworpen kind, in 't zwarte land der dood. [pagina 302] [p. 302] Gij zijt de vriend van God; Hij sprak, en gij, gij hoordet, gij greept het vendel aan, als minnebode, en gingt tot waar gij 't zwart geweld met levend licht doorboordet, eilaas, dat op uw graf, uw heerlijk graf nu blinkt! Vaart wel, o vriend van God; o onze vriend: genegen waart gij ons Vlaamsche Volk, maar God was u veel meer, veel meerder als uw land, uw tale en al: Gods zegen zij ons door u, Ameet, verworven, vóór den Heer! 8 Mei 1889 Vorige Volgende