Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende CXXV E.H. Victor van Coillie 20 Julij 1888 Hij, dichterlijk begaafd, en heeft, in al zijn wegen, maar op het waarlijk schoon een wondrende oog geslegen; en 't, in zijn eigen taal, beschreven onbeschaamd. Gods volk lag hem aan 't hert, hij minde 't, en, bekwaamd als Priester en als Mensch, om met het Volk te leven, heeft hij getrouwiglijk, hem zelven 't Volk gegeven. God loone 't hem, die weet en weerdiglijk vergoedt [pagina 301] [p. 301] hetgeen - Hij zegt het zelf - men aan de kleenen doet. Hij stierf! Onsterfelijk blijft op deze aarde in eeren zijn vreugdevolle ziel; en, in het Huis des Heeren, de loon die zulken loont die, niet hen zelven, maar den armen evenmensch, met liefde nemen waar! Vorige Volgende