Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende LXXXVIII Maria J.J. Rollier 28 April 1884 Waarom en toefde 't niet, 't zoo rijk begaafde, 't zoo liefdeweerd, 't zoo liefdewinnend hert, dat ons en aller herten laafde met blijdschap eens, en nu, eilaas, met bittre smert? Waarom en toefde 't niet, om groot te groeien, om blij te zijn, om elk te maken blij? Wat baat het, nog zoo snel te bloeien, zoo niet de rijpe kroon de vrucht des bloeiens zij? Het kind was rijpe alreê voor klaardere oogen als die des menschdoms, stedevast op de aard: wilt, ouders, wilt uw' tranen droogen, en kijkt, daar wacht het u, en kijkt ten hemelwaard! Vorige Volgende