Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 272]
| |
Zoo wordt de mensch, - gelukkig hij
die 't wel verstaat! - ten allen tij,
nu meer, nu min, in 't vier bedroefd
der kwellinge, en van God geproefd.
Hoe klaar en moet de ziel niet zijn,
die, losgemergeld door de pijn,
die uitgeleden, uitgeteerd,
wordt eindelijk Gods aanschouwen weerd!
Zoo waart gij, Leo, lijdend hier
zachtmoediglijk uw vagevier,
waardoor gij, uwe maat gevuld,
nu blinkt en eeuwig blinken zult!
|
|