Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende LXX Eduard I. van de Beugerie 9 September 1882 Al dat geboren is moet sterven en 't bekoopen dat Adam, stervensvrij, de onsterflijkheid verloos, terwijl hij, zijn gedacht laatdunkend nageloopen, het willen Gods verzaakte en satans willen koos. Eilaas, geen' hope meer, de dood, eens ingelaten, zit wakende in de lucht, in 't leven, in het bloed; men kent geen' artsenij die heur vergif kan baten, men maakt geen' wet die ooit heur' wet ontwijken doet! [pagina 262] [p. 262] Men leeft al sterven, en elk pulsslaan brengt ons nader den afgepaalden tijd, die, onzen loop gezet, ons wedergeven zal in d'handen van den Vader, dien wij aanbidden in ons dagelijksch gebed. Hij wacht ons altemaal, Hij roept ons, en de dreven naar Hem toe wijst Hij, vol bermhertigheid, ons aan, opdat geen een van al Zijn' kinderen, die daar leven en sterven zullen, ooit voor goed zou sterven gaan! Vorige Volgende