Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende LXI Julie M.E.H. Baelde 25 November 1881 'k En heb niet lang geleefd, maar lang geleden; 'k heb weinig blijdschap, droefheid veel gezien; hoe vaart het mij, in de eeuwigheden, geen droefheid en geen lijden meer te lijen! Zoo is het in dit ballingschap der aarde: 't geluk is kort, eilaas, en 't lijden lang; 't is nacht aleer de middag klaarde, en ruste en is het nimmer, zonder dwang! [pagina 255] [p. 255] Niet zoo en 't is bij ons, die hooger steden bewonen, en, onsterfelijk voortaan, al 't lijden hebben uitgeleden, en in de blijdschap eeuwig blijven staan. Geliefden, niet terug-, niet omgekeken: alhierwaards is de weg, de zaligheid; de waarheid Gods is mij gebleken, u zal zij blijken: volgt me, en weest bereid. Want 't komt een dag weleens, van al de dagen de schoonste, vol onsterfelijk genot, dat wij, die hier ons scheiden zagen, en weenden, weêr te zamen zijn bij God! Vorige Volgende