Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 239] [p. 239] XXXIX W.R.A.K. 1878 o Schoone dagen, ongeweten, of die, te laat gekend, o Heer, zoo gauw geleên zijn en versleten, en komen her noch immer meer! Ik was een kind te weinig jaren, ik bleef onschuldig al te onlang, den zeeweg roekte ik in te varen, voor schipbreuke onbevreesd, onbang! Eilaas, daar faalt mij mast en steven, daar vliegt mij bank en boord intween; daar is van al mij niets gebleven, niets, niets als ik en God alleen! Ter hulpe, o Jesu, moet ik zinken in dezen nood, zoo laat mij vrij naast U de bittre teugen drinken uit dezen kelk! Staat bij! Staat bij! Vorige Volgende