Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 220]
| |
Gelukkig die de wreede beet
der wereldbraam zoo haast vergeet
als hij ten Hemel schouwt,
of die, in zijnen lentedag,
een enkle blomme plukken mag,
en... dat 't hem niet en rouwt.
Maar geen dien 'k zoo gelukkig nom
als hem die 's werelds doorne en blom
en 't jonge leven laat,
om vroeg naar 't eigen land te gaan,
waarheen de pelgrim, op de baan,
nog reekende oogen slaat.
Gelukkig, jongst ontslapen vriend:
nooit heeft uw ziel het stof gediend,
op ijdelheid verzot;
een enkle blomme pluktet gij:
de zuivre blom der Poësij,
en droegt die meê naar God!
|
|