Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 205] [p. 205] Uit het Italiaansch Ik hoor ze zingen in de roozenhagen, de nachtegaalkes, hunnen liefdezang; en de eekentronken, oud en bruin, doordragen de gulden najaarszonnestralen lang. 't Gaan duizend stemmen achter 't land en roeren, 't gelooverte en het gers en 't beekske roert; in 't diepend blauw zie ik de Apenninen loeren, den hemel wordt zijn' roozenverwe ontvoerd. Bij zulk een zalig, eenzaam vredezegenen, och Moeder, mochte ik uwe stemme ontvaân! Och mochte ik, Moeder mijn, u nog bejegenen, een enk'len keer nog, en toen sterven gaan! Neen, koud zoo ligt gij daar, in 't graf gedragen, het hooren van mijn' stemme is u geroofd!... wijl boomen, bergen ende roozenhagen de nacht bedekt, die dit mijn herte dooft! December 1889 (Naar D. Macry-Correale) Vorige Volgende