Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] De kloostermaagd Aanschouw, met onberoerde schreên, een jonge en eedle vrouw ootmoedig naar den Autaar treên, tot Christus' heilge trouw: het wereldsch valsch geluk, ofschoon het haar ten deele kwam, versmeet zij voor de doorne kroon van 't arm gekruiste Lam; zij koos, in plaats van 't prachtig huis, een muur van naakten steen, een houten diamanten Kruis, een perelsnoer van been; een lijkdoek en een boetgewaad voor trouwkleed, voor juweel, een boek waar Gods gebed in staat: 't is al heur erflijk deel. En Christus' arme zieke leên, Zijn lijden, Zijn verdriet, voor bruidschat, is haar toe gegeên, en zij ontzegt het niet: ze aanveerdt het met een wellekom gelijk m' een schat aanveerdt, want Christus is heur bruidegom en - Hij is alles weerd. 1855 (?) Vorige Volgende