Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Het Vlaamsche Woord Dien 't niet en deert den naam te voeren van Vlaming, waar, waar heeft hij g'hoord een woord dat hem aan 't hert kan roeren gelijk zijn eigen Vlaamsche Woord? Het Woord waarmede eerst onze Moeder ons leerde wien 't heelal behoort, het Woord van Vader, Zuster, Broeder, ons eigen dierbaar Vlaamsche Woord! Het Woord dat leeft in onze herten, en klinkt op Leie- en Scheldeboord, al zocht een vreemde 'et te verterdten, ons eigen dierbaar Vlaamsche Woord! Zoo lang een Vlaamsche borst mag leven, geen een die 't in die borst versmoort! Neen! vrij gesproken, vrij geschreven, zóó leve, leve 't Vlaamsche Woord! De vreemde taal zij als een slave, gedienstig waar 't een slaaf behoort: maar, leve vrij Gods vrije gave, en leve lang ons Vlaamsche Woord! 1858 (?) Vorige Volgende