Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Vreugd Al dikwijls in dees droevig dal ontsteekt men vreugdevier, al dikwijls maakt men groot geschal van roepen en getier, maar dikwijls blijft het herte koud bij 't hoogste van de vreugd, want 't geen daar beter wezen zoud', ontbreekt er, 't is de deugd. De deugd, die 't al zoo geestig maakt dat leeft en roeren kan; de deugd, die alle smerten staakt, blijft dikwijls ver daar van. Maar hier, vanbin' den scholemuur, hier buiten al 't gedruis, al is het uitzicht soms wat stuur, hier is de deugd te huis. Hier throont ze en voert den scepter op eenieder zijn gemoed: hier terdt zij Satans hoogen kop, betrouwend met den voet, betrouwend, op een meerder macht dan die heel 't menschdom heeft: hier zit ze onroerbaar, door de kracht die God haar zelve geeft. En om die reden is 't dat hier geen blijdschap en ontbreekt, omdat de deugd ons feestevier met hemelvlamme ontsteekt. 1848 (?) Vorige Volgende