Guido Gezelle 1830-1899
(1918)–Caesar Gezelle– Auteursrecht onbekendCaesar Gezelle, Guido Gezelle 1830-1899. L.J. Veen, Amsterdam / De R.K. Boekcentrale, Amsterdam 1918
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Guido Gezelle 1830-1899 van Caesar Gezelle uit 1918.
redactionele ingrepen
De eindnoten zijn in deze digitale editie direct bij de bijbehorende nootverwijzingen geplaatst. De volgende pagina’s zijn hierdoor komen te vervallen: 257, 258, 259, 260, 261, 262, 263, 264, 265, 266, 267, 268, 269, 270, 271, 272, 273, 274.
p. 12: Biehorf → Biekorf: ‘In 1889 wordt Biekorf (blz. 184) opgericht’.
p. 112: achter de kop ‘Brugge 1859-1865’ is een punt toegevoegd.
p. 172, noot 1): in deze noot staat een accolade die meerdere regels overspant. Dit is in deze digitale versie niet weer te geven, daarom wordt op elke betreffende regel de accolade met de woorden die erop volgen herhaald.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (II, t.o. II, VI, t.o. 9, t.o. 17, t.o. 32, t.o. 49, t.o. 64, t.o. 81, t.o. 96, t.o. 121, t.o. 129, t.o. 144, t.o. 177, t.o. 224, t.o. 241, t.o. 244, t.o. 253) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
GUIDO GEZELLE
[pagina III]
GUIDO GEZELLE
1830-1899
door
CAESAR GEZELLE
L.J. VEEN - UITGEVER - AMSTERDAM
N.V. DE R.K. BOEKCENTRALE - AMSTERDAM
[pagina IV]
boek-, courant- en steendrukkerij g.j. thieme, nijmegen.
[pagina VIII]
Inhoud.
HOOFDSTUK I. | |||
ZIJNE OUDERS, KINDER- EN STUDIEJAREN. | Blz. 1-63. | ||
ZIJN VADER | Blz. 1-19 | ||
In dienst van Napoleon, deserteert Blz. 1-4; hovenier te Rousselaere, Gent, Brugge; huwelijk met Monica Devriese Blz. 4-5; gestalte en karakter Blz. 6-7; boomkweeker en toeziener van de duinen Blz. 8; op 74-jarigen leeftijd schrijft hij over landbouw in 't Jaer 30 Blz. 9-12; voortreffelijk vader (briefwisseling met Guido te Rousselaere) Biz. 13-18. | |||
ZIJNE MOEDER | Blz. 19-23 | ||
Karakter. | |||
ZIJNE KINDERJAREN 1830-1843 | Blz. 23-32 | ||
Geboorte en doop Blz. 23-25; eerste communie, jeugdindrukken van Brugge Blz. 25-27; snaaksche boosdoenerijen met Romaan en Louise Blz. 28-29; droomerige aard Blz. 29-31. | |||
ZIJNE STUDIEJAREN 1843-1854 | Blz. 32-63 | ||
College te Brugge 1843-1845 | Blz. 32-35 | ||
Met Romaan op het college Ter Duinen. | |||
Klein Seminarie te Rousselaere 1845-1850 | Blz. 35-55 | ||
Leerling en poortier; gelukkig en blijmoedig; gedrukt door vaders achteruitgang Blz. 35-39; briefwisseling met zijn vader Blz. 40-43; eerste verzen: gelegenheidsverzen, klassieke en romantische stof Blz. 42-51; invloed van De Mandelbeke op Guido's studie Blz. 52-54; vrijgeloot Blz. 55. | |||
Groot Seminarie te Brugge 1850-1854 | Blz. 55-63 | ||
Zegenrijke invloed van het Seminarie-leven Blz. 55; briefwisseling met de Engelsche studenten te Rousselaere Blz. 56-57; Guido's dagboek (godsvrucht, mystiek, belangstelling in kerkelijke kunst) Blz. 58-59; Vlaamsch met hert en ziel, verzamelt volkswoorden, invloed op anderen Blz. 59-60; zieledichtjes, Aenroepinge Blz. 61-63. |
[pagina IX]
HOOFDSTUK II. | |||||||
DE LEERAAR 1854-1865. | Blz. 64-143. | ||||||
ROUSSELAERE 1854-1859 | Blz. 64-112 | ||||||
Maart 1854 aan het Klein Seminarie benoemd tot leeraar in scheikunde, boekhouden en handelswetenschap; den eersten tijd bedeesd en schuchter; groote zorg voor zijn onderwijs (met vaders hulp) en vol geestdrift voor zijn taak Blz. 65-70.
Hij blijkt te groot voor de kleine collegewereld: past als leeraar met geest noch gemoed in het collegeraam Blz. 71. November 1857 leeraar in poësis; omgang met zijn leerlingen (genegenheid, invloed van zijn onderwijs) Bladz. 72-78. Door te groote vrijheid ondermijnt hij de regeltucht (Speiïsten en Gezellisten); vijandschap van enkele collega's (Delbar, Deleu, Vanhove); Engelsche studenten Blz. 79-83. November 1857-Augustus 1859 zijn de wonderjaren: onvergankelijke invloed op enkele leerlingen als Gustaf en Hugo Verriest, Karel De Gheldere en Eugeen van Oye Blz. 81-88. De dichter: lief en leed zingt hij uit in zijn ‘lied’; de liefde voor zijn leerlingen, zijn ‘kinderen’, helpt zijn dichterstem ontwaken Blz. 88-92. Kerkhofblommen, Dichtoefeningen (verklaart den naam in een brief aan Eugeen van Oye), Andere Vlaemsche Dichtoefeningen of Gedîchten, Gezangen en Gebeden Blz. 92-100. De taalvorscher: taalverrijking, met tweeërlei doel, zal de droom en eenheid van zijn leven worden:
Overeenkomst met het streven van den Provençaalschen dichter Mistral Blz. 108. Najaar 1858 wordt Vanhove Superior van het Klein Seminarie; de klas van poësis wordt aan Gezelle ontzeid, een andere, mindere taak (blz. 83) hem opgedragen Blz. 109-110. De storm breekt los: zomer '59 wordt Gezelle verwijderd, overgeplaatst naar Brugge Blz. 111-112. |
|||||||
BRUGGE 1859-1865 | Blz. 112-143 | ||||||
Met Dr. Desplenter en Dr. Algar bestuurder van het Engelsch college; de invloed op zijn leerlingen te Rousselaere blijft (oproerige stemming; geheime briefwisseling, door de overheid verboden) Blz. 112-115.
Eerste onderscheidingen; Dichtoefeningen in Hollandsche en enkele Belgische bladen geprezen Blz. 115. |
[pagina X]
De voorstanders van het Algemeen Nederlandsch (Conscience, David, Heremans; later: Nolet de Brauwere van Steeland en Max Rooses) bestrijden Gezelle's taalstreven als gevaarlijk taalparticularisme, Heremans veroordeelt ook den priester-dichter (Taal - en Letterkundig Congres te Brugge 1862); zijn leerlingen manen hem vergeefs tot verweer Blz. 115-122.
Onderrector van het Engelsch Seminarie te Brugge; werkt hard om zijn leed over verbanning en miskenning te bemeesteren Blz. 123. Groote liefde voor het Engelsch (herhaaldelijk aangezocht om in Engeland als missionaris te werken) Blz. 123-125. 1860-1872 zijn het meest bewogen tijdperk, de droevigste jaren van zijn leven Blz. 126. Herhaalde reizen naar Engeland (betrekkingen met bekende Engelsche Katholieken) Blz. 126-128. Slachtoffer vaak van zijn argelooze, onbaatzuchtige goedheid, die de ‘voorzichtige wegen dezer aarde’ niet kent Blz. 128-130. Bekoord door het vrije Engelsche sociaal- en familieleven gaat hij recht Engelsch om met de geheele Engelsche colonie in Brugge; wekt ergernis, wordt belasterd en bedrogen Blz. 131-135. De dichter zwijgt, omdat het zijn ‘hart niet wel en gaat’ (irrequietum cor; weldra in ongenade bij zijn overheid door laster en dagbladpolemiek (blz. 161); droevige familieomstandigheden) Blz. 135-140. Hij begint nu mee te werken aan tijdschriften (in 1863 staat hij verzen af voor Thijms Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken); sinds 1860 is hij als ‘Spoker’ de hekelende humorist van het Antwerpsch politiek weekblad Reinaert de Vos; in 1864 richt hij zelf op 't Jaer 30, politike wegwijzer voor treffelijk lieden. In 1865 houdt het Engelsch Seminarie op te bestaan Blz. 140-143. |
|||
HOOFDSTUK III. | |||
DE ONDERPASTOR 1865-1889. | Blz. 144-238. | ||
BRUGGE 1865-1872 | Blz. 144-161 | ||
Onderpastor der St. Walburgaparochie; vriend der armen (cholera) en der kinderen; werkt hard aan zijn tijdschriften en aan zijn verzameling dialektwoorden, onbewust van een wantoestand in zijn eigen huis Blz. 144-154.
December 1865 richt hij met James Weale Rond den Heerd op (in 1864 't Jaer 30) Blz. 154-157. Verlost uit zijn treurige huiselijke omstandigheden Blz. 158-160. |
|||
KORTRIJK 1872-1889 | Blz. 161-238 | ||
Onderpastor van O.L.V.; verlaat Brugge gebroken en ellendig, getroost door zijn leerlingen, nu zijn vrienden (Gustaf Verriest); noemt zichzelf als dichter ‘lang overleden’ Blz. 161-165.
Verschil tusschen Brugge en Kortrijk als woonplaats voor Gezelle Blz. 166-169. De Vlaamsche Beweging keurt hij af als een onnoodige strijd |
[pagina XI]
Vlaming zijn acht hij voldoende; de velen die naar zijn voorbeeld ernstig werken op gebied van kunst, taal en letteren, en zich de Westvlaamsche school noemen, erkennen hem tegen zijn zin en bedoeling als hun hoofd en leider; zij helpen hem in zijn woordverzameling of werken mee aan Rond den Heerd Blz. 169-171.
Als na 1872 Gezelle geen hoofdopsteller meer is van Rond den Heerd (dat nu gewijzigd in handen komt van Adolf Duclos) richten zijn oude medewerkers in 1874 op de Gilde van Sinte Luitgaarde Blz. 171. Gezelle neemt geen deel aan hun vergaderingen, en kan zich niet vereenigen met hun wat eenzijdig streven en drijven; dat is hem te eng: hij wil als groeiende algemeene volkstaal ‘Vlaamsch’ in breeden, diepen zin. Blz. 172-178. De Gilde van Sinte Luitgaarde raakt in strijd met Dr. Nolet de Brauwere van Steeland. Blz. 178-184. Als de Gilde van Sinte Luitgaarde geen vergaderingen meer houdt, schaart zich in '87 een nieuwe groep om Gezelle, die hij noemt De Dietsche Biehalle; houden ook de vergaderingen van dezen kring op, dan vormt zich weer een nieuwe groep: het berek en de medewerkers van het weekblad Biekorf (1889) Blz. 184-185. Studie van Kortrijks verleden (Cortracena), evenals tevoren te Brugge van de Heilig-landsche namen aldaar Blz. 185-186. Ofschoon geen hoofdopsteller meer, blijft Gezelle tot 1874 in eenige betrekking met Rond den Heerd (prozavertalingen uit het Engelsch); in 1878 verschijnt de 4de bundel Liederen, Eerdichten et Reliqua, dat zijn eerste dichtseizoen moet afsluiten Blz. 186-188. Gezelle wil Vlaanderen omhoog in alle vakken van menschelijke samenleving: in zijn taal, oude kristelijke zeden, overleveringen en roemrijke kunst (betrekkingen met kunstenaars-tijdgenooten) Blz. 189-190. Met de jarenlang gezante woorden en spreuken helpt Gezelle mee aan De Bo's Idioticon (blz. 181); in 1881 richt hij zijn eigen Idioticon op, breeder en dieper: Loquela (bestreden door Prof. Fredericq; in Noord-Nederland geprezen door Prof. De Vries en Prof. Kern); andere Idiotica (doel: blz. 193) volgen, alle met medewerking en onder toezicht van Gezelle Blz. 191-198. Steeds scherper omlijnt hij zijn levensdoel: een Katholiek-Vlaamsche Renaissance, gekant tegen invloed uit Noord-Nederland Blz. 199-201. Betrekkingen met de Limburgers Blz. 202. Vertalingen uit het Engelsch (proza en Longfellows Hiawadha); plan tot vertaling van Mistrals Mireio Blz. 203-204. In 1885 sticht hij de Duikalmanak Blz. 205-206. 30 September 1885 houdt Gezelle op den Eeredag van De Bo te Thielt een felle rede tegen de ‘Ruitenbrekers’, de woelige Vlaamsche jongens- of studentenbeweging Blz. 207-212. 1875-1889 zijn jaren van gemoedskalmte en ongestoorde werkzaamheid; langzaam herleeft de dichter; waarom Gezelle caplaan blijft en geen pastor wordt Blz. 213-218. Eerbewijzen en onderscheidingen Blz. 219. De dichter wordt meer bekend in Noord-Nederland (na Thym door Dr. Johan Winkler en Pol de Mont) Blz. 220-221. |
[pagina XII]
Gaat het zijn ‘hert weerom wel’, dan gaat geheel zijn bestaan op in poëzie en staat de taalgeleerde bij den dichter achter: Loquela verschijnt met vertraging Blz. 222-225.
In 1886 Lid der Koninklijke Vlaamsche Taalkamer Blz. 226. 30 Sept. 1886 door geheel Vlaanderen in Kortrijk gehuldigd Blz. 227-229. In 1893 verschijnt met een nieuwe uitgave van de 4 eerste bundels Tijdkrans, door de jury van den vijfjaarlijkschen prijskamp voor den prijs verworpen Blz. 229-232. Gezelle steunt krachtig het streven van het Comité flamand de France (Ons oud Vlaemsch) Blz. 233-235. Zijn werk voor de Koninklijke Vlaamsche Taalkamer Blz. 235-238. |
|||
HOOFDSTUK IV. | |||
DE BESTUURDER 1889-1899. | Blz. 239-256. | ||
KORTRIJK | Blz. 239-246 | ||
Dieper dringt de dichter in de mystiesche innigheid van zijn vrome ziel, hooger stijgt hij in de hemelruimte zijner dichtkunst Blz. 239-240.
Bestuurder van een uitgeweken Fransche kloostergemeente; sinds 1893 zonder bediening; de dichter krijgt meer rust en voelt zich vrij en gelukkig Blz. 241-243. In 1889 wordt Biekorf (blz. 184) opgericht; in 1895 verschijnt Rijmsnoer, in 1900 bekroond Blz. 244-245. |
|||
BRUGGE | Blz. 246-256 | ||
Maart 1899 benoemd tot Bestuurder van het ‘Engelsche Klooster’ te Brugge; in dit nieuwe leven voelt Gezelle zich minder vrij en niet gelukkig; werkt aan de vertaling van de Meditationes Theologicae Blz. 246-249.
Najaar maakt hij een reis met zijn Bisschop naar Londen; ziekte en overlijden; vorstelijke begravïng Blz. 250-253. Terstond na zijn dood beseft Vlaanderen Gezelle's groote beteekenis en machtigen invloed Blz. 253-256. |
|||
AANTEEKENINGEN | Blz. 257-274 | ||
REGISTER | Blz. 275-280 |