Werken. Deel 7
(1909)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendProza: De waarheid over de Vlaamsche Beweging; Het tooneel in Vlaamsch België; Verspreide en onuitgegeven stukken
[pagina 66]
| |
Onze letterenGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 67]
| |
gelijk men 't zoo juist en keurig door het Staatsblad zeggen doet. Zij willen ons volk, in Noord- als in Zuid-Nederland, doen gelooven dat wij in zulke rechters vertrouwen stellen, hunne uitspraak als eerlijk tegemoet zien, voorop in de toewijzing berusten; - en 't is van algemeene bekendheid dat Snieders reeds als de prijswinnaar was aangeduid vóór zijne Boeren door één uit zijn eigen waereld waren gelezen, vóór ze waren gedrukt! - Gij moogt dat niet laten gelooven! hoor ik U zeggen. - Gij hebt gelijk, vriend, want ons bekrompen volk is licht te misleiden: op den duur zou 't vrede hebben met een Academie die in het hart van Vlaanderen is gesticht om het werk van kerken en kloosters te bekronen. 't Zou vergeten wie de regeering tot leden benoemde, en hoe deze bijkozen om 't getal te volledigen: wat de Capulets en Montagues niet durfden, deden hunne Samsons en Abrahams; op zulke wijze dan ook dat geene vier uit heel hun midden noch de kunstgaven noch de zedelijke waerde bezitten, die van academieleden dienden vereischt; dat men, na hunne dood, van twee misschien nog een paar bladzijden zal herdrukken, maar stellig van geen drie. Ware 't daarbij gebleven, dan ware de Academie maar een uitwas, die door éénen zwaai met de vlijm ware weg te snijden. Maar zij gaat voort met doordringen, regelen, inrichten, zooals bisdommen en regeering het van haar verlangen. 't Is geen uitwas: 't is een kanker, die naar binnen werkt; die dieper en dieper, breeder en wijder in moet woekeren. Ons volk begon te lezen. Die lust moet verstikt. | |
[pagina 68]
| |
De geestelijkheid, de hoogere vooral, wil nog meer nacht over het Vlaamsche land: men moet er evenzwaar slapen als onder Albrecht en Isabella; en, schiet men er wakker, 't moet een ontwaken zijn van dweepers als onder van der Noot. Ja, vriend, het werk van preek- en biechtstoel wordt door de Vlaamsche Academie voltrokken De bewijzen steken reeds de oogen uit... - Laat eens hooren, vraagt Gij. - Geen cent van den Staat meer voor wie niet schrijft zooals de Kerk het duldt; de minister, die de sleutels der schatkist houdt, verleent niet de minste aanmoediging meer waar de Academie zich tegen verzet. Geen prijs meer, noch om de drie, noch om de vijf jaren, noch bij buitengewone wedstrijden, 't is gelijk op welk gebied, dan toegewezen door jury's die de Academie samenstelt - uit onze vijanden. ‘Uit onze vijanden’ is niet te erg beweerd. Zij benoemde tot rechters galzieke priesters, die vijf afleveringen van een tijdschrift vol schreven tegen Keizer-Karel, om hunnen haat tegen 't Geuzenlied lucht te geven. En die ... priesters namen de zending van rechters aan! - Dus, hun oordeel was gekend? Voor 't Assisenhof zou men zulke juré's veroordeelen en wegjagen... - Wat stoort zich de Academie aan wet en betamelijkheid! Verschijnen toch gewrochten die de spiegel, de ziel zijn van onzen tijd, en de eer onzer kunst, die moeten doodgezwegen, doodverklaard, doodgeschimpt of doodgelasterd. Ook dat gaat van die Academie uit, en werkt stelselmatig, onverbiddelijk, in vijftig organen, uit honderd gewijde monden, over | |
[pagina 69]
| |
al onze gewesten, tot in Noord-Nederland toe, - waar onze vrienden 't nog niet eens vermoeden. En middelerwijl stelt de Koning de eer zijner heerschappij, den duur en de grootheid van zijn stamhuis, in den bloei der kunst, die alleen ze aan de volgende geslachten kan overleveren... Middelerwijl is er ter waereld geen ander land waar de Staat het zich niet ten plichte rekent, als Mecenas bij de Romeinen, het moedige, 't ware, 't schoone, boven alles te huldigen! Ai mij! Vriend: het Moedige, 't Ware, 't Schoone, alhier? - Laat het mij nader zeggen: binnen eenige weken zal men hier natuurwerk en heldenkunst bezwadderen, en prulboeken doen uitschitteren; hier zal men 't Groote en Goede ex cathedra neerdrukken, neertrappen, en jezuïetenkunst omdragen op het schild. - Over Zuid en Noord zal een lofzang opgaan voor een werk waarvan de schrijver niet ‘bevrucht’ was, waarvoor hij zich opgeschroefd heeft, dat gezocht en valsch is, dat stemt tot buigen en kruipen... Tevens zal men er schimplachen en de schouders ophalen voor gewrochten waaruit mannenkracht spreekt, die trotsch maken, en opvoeren tot reus zijn voor recht en waarheid. Tot zooveel laagheid staan ze gereed. - Dat is inderdaad al te erg! - Vriend, het zal van jaar tot jaar nog erger worden. De regeering zocht in 't Vlaamsche Land een scherm waarachter zij vele laagheden kan verschuilen: de Vlaamsche Academie heeft dat scherm doen oprijzen. - Maar 't is waanzin! Heeft Molière het niet voor eeuwig belachelijk gemaakt? | |
[pagina 70]
| |
Nous serons, par nos lois, les juges des ouvrages;
Par nos lois, prose et vers, tout nous sera soumis:
Nul n'aura de l'esprit, hors nous et nos amis!
- Dat is 't heel en al, maar niet broeiend meer in zieke hersens; - reeds voorgesteld door ... een Academie; reeds toegepast door ... een regeering. - Tegen gansch een Volk... - En ter bevordering van ... Kunst! 't Is al te sterk, niet waar, Vriend? - 't Zal ons doen blozen in den vreemde, zoodra het gekend is. - Wat zoudt gij aanraden daartegen te doen? - Gaat den eeuwigen weg op, die overal uitloopt op recht, gij en uwe vrienden. Maakt dat alles bekend. Als ieder veropenbaard zal hebben wat hij weet, zal die Academie allen invloed missen. Is er onder U een Molière, waarachtig! hij heeft hier vrij wat meer stof dan er was voor de Femmes Savantes! - En is er in onze dagen, hier te lande, niet één daartoe begaafd, hij zal wel opstaan, de wreker, desnoods in een ander land, als de elementen maar verzameld zijn. - Een scherm, dus, waarachter lage politiek met het heiligste knoeit, - met kunst?... Als daarachter alles zal instorten, zal hij klinken, de schaterlach! Men moet die mannen in levenden lijve op het tooneel brengen... - Op het tooneel of elders. De man daartoe zal wel opstaan. Middelerwijl dient de stof bijeengebracht. Deze brief is in mijn aandeel: 'k zal hem uitgeven. - Houd mij in Amerika op de hoogte... | |
[pagina 71]
| |
- Wees gerust, al lagen er twee oceanen tusschen ons. - De eerste maal als ik weer zal keeren... - Breng ik u achter geen scherm, maar in eene echte Academie, waar plaats zal zijn voor mannen van alle gezindheden, - en die wat kunnen. Uit de verte, beste Herman, reik ik U de hand der trouwe vriendschap.
Julius de GEYTER. |
|