Werken. Deel 6(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] Op Zetternams graf Wie helpt me nu een Grafstê bouwen? Vondel. Hier hebben wij den doode Al weenend neêrgeleid. Nog is met geene zode Zijn grafterp overspreid; Nog 't rouwkleed niet versleten Waar ieder meê verscheen, - En is hij reeds vergeten? Ik sta hier gansch alleen..... Alleen van al zijn magen, Van heel zijn vriendendrom; Niet een komt medeklagen: Een jaar is heden om. En toch is hij gevallen, Door hoop op dank getroost. Al strijdend voor ons allen, Al lijdend voor zijn kroost! 'k Zie kostbaar praalgesteente Hier rijzen t' allen kant: Licht huldigt het gebeente Van trots en onverstand, Van machtigen op aarde, Begraven met hun faam; - Doch, heeft hun eer geen waarde, In goud toch prijkt hun naam! [pagina 194] [p. 194] En hij, de rijkbegaafde, Die 't offer is geweest Der broedren die hij laafde Aan bronnen van zijn geest, Geen zuil, geen zerksteen roemen Wat martelaar hij was. O, ik toch, ik strooi bloemen Op zijn geheiligde asch! Onvaderlandsche grooten Die 't vaderland regeert, Hem hebt ge altijd verstooten, En bastaardij vereerd. Zijn graf wacht de offerande Die men der Glorie biedt..... - Eilaas! gij kent, o schande! Zelfs zijne kindren niet! Gij, broedren, die zijn weezen Zoo liefdrijk voedt en kleedt, Kan 't waar, kan 't mooglijk wezen, Dat gij nu Hem vergeet? Wie vóór Hem zijn bezweken, In strijd voor eer en recht, Schonkt gij een huldeteeken; Waarom het Hem ontzegd? Denkt, - ondank is de bode Van zelfverderf en schand..... Uit de asch van zulken doode Herbloeit een vaderland! Want heeft hij niet gegeven Meer dan ons iemand gaf? Telt zulk een jeugdig leven Niet dubbel in het graf? [pagina 195] [p. 195] Of schijnt de blijde zege U, broedren, reeds gewis? Herwint gij allerwege Wat u ontweldigd is? Geneest men reeds uw wonden, En plant gij een laurier? Zoo komt dit hier verkonden, Plant uwen lauwer hier! Doch blijft men uw gemoederen Vertrapplen als uw recht, Dan zeker hier, mijn broederen, Een praalgraf opgerecht! Gezworen op 't gesteente Den strijd voor onzen stam; En trillen zal 't gebeente Van d'armen Zetternam! 10 October 1856. Vorige Volgende