Werken. Deel 6(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II Vorige Volgende Volkslied voor den Oranje-Vrijstaat I Daar is een zucht die gloeit in ieder harte; Daar is een kreet die dreunt uit ieder land: Zij waaien uit tot in de verste verten Uit elke vlag die wappert op een strand..... Vrij zijn! Vrij zijn! Dreune 't ook uit onzen mond, Daar op Afrikaanschen grond, Daar geen volk op het waereldrond Vrijer is dan wij zijn! II Wie kent ze niet, de Nederlandsche Geuzen? Zij zeilden uit op wilde volken af: Elk waerelddeel bracht schatting aan die reuzen..... Wij zijn hun zoons, en zwaaien hier den staf! [pagina 161] [p. 161] Vrij zijn! Vrij zijn! Dreune 't ook uit onzen mond, Daar op Afrikaanschen grond, Daar geen volk op het waereldrond Vrijer is dan wij zijn! III Zijn wij nog jong, - uit eikels groeien boomen. Is woest de weg, teruggaan doen wij nooit! Eens zal de grond hier schatten uit doen stroomen, Eens Afrika met steden zijn bestrooid! Vrij zijn! Vrij zijn! Dreune 't ook uit onzen mond, Daar op Afrikaanschen grond, Daar geen volk op 't waereldrond Vrijer is dan wij zijn! IV Oranje en Vaal, 't zal stoomen op uw wateren! De Vrijstaat wordt een tweede Nederland! En dan zal 't uit miljoenen monden klateren, Wat ons bezielt en in den boezem brandt: Vrij zijn! Vrij zijn! Dreune 't ook uit onzen mond, Daar op Afrikaanschen grond, Daar geen volk op 't waereldrond Vrijer is dan wij zijn! Vorige Volgende