Werken. Deel 6
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II
[pagina 162]
| |
De drukpersGa naar voetnoot(1)Na 't Woord, de Pers die verre, verre draagt.....
Zij is een trotsche Maagd,
Die vóór den voet des Tijds de neevlen heeft verjaagd,
En uit de laagte, waar hij dwaalde,
Aan heure hand hem bovenhaalde.
Nog meer is haar de grijze Tijd verplicht:
Op elken weg heeft zij hem voorgelicht.
De pols der menschheid klopte sneller:
De grendels en de grenzen schoof zij voort;
Wat heerlijk was, bleef langer niet gesmoord;
En wat reeds blonk, het glansde nu te heller.
Maar zeg mij, Schoone, waarom staat
U soms een trek van weemoed op 't gelaat?
Kan onze ondankbaarheid u raken?
Zoovelen U aan domheid dienstbaar maken,
Door u wat waar en schoon en goed is, laken,
De leugen dienen en den valschen schijn,
Voor nacht en waan het lieve licht verzaken,
Keer d'oogen af van die onwaerdig zijn!
De vrijen waken
Om u tot schild en u tot eer te zijn!
|
|