Werken. Deel 6
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II
Neen, vriend, ik kom nietGa naar voetnoot(1)Aan Julius Hoste, in antwoord op een uitnoodiging om de Rubens-Cantate te Brussel te komen hooren. Ik ken ze, vriend Hoste, de Belgische grooten:
De dichter schept kunst, hij begeestert zijn land;
En zij doen hem krenken, vervolgen, verstooten;
Zij huichelen hulde, en wenschen hem schand.
| |
[pagina 160]
| |
Hij kent ze, vriend Hoste, de Belgische grooten;
Hij vraagt niet, o neen! naar den druk hunner hand;
Hij blijft aan de zee, die 't kleinzielige bant,
En speelt met de kinders, gelukkig, in 't zand.
Blankenberghe, 8 Juni 1901. |
|