Werken. Deel 6(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] Aan Ernest van Dijck Als gij zongt, waar 't ook mocht wezen, bij welk volk op 't waereldrond, Hingen allen, veelmaal duizend, opgetogen aan uw mond. Onlangs liet g'uw stemme hooren bij den stam waaruit gij sproot.... En geen lied hebt g'ooit gezongen Dat zoo diep is doorgedrongen. Ieders hart is opgesprongen, 't Klinkt nog van miljoenen tongen: ‘Zoo wordt onze stam eens groot!’ Vorige Volgende