Werken. Deel 6(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] Een fabeltje en toch niet Een vink die in een boomkruin zong, En daar van tak op takje sprong, Zag onder aan den stam Een fijn gekroezeld lam. ‘O!’ riep de vink tot zijn vinkinne, ‘Nest in geen mik of op geen pinne. Kom vlug, kom vlug: Aanschouw dien rug.’ En beiden zeiden: ‘O, wat wol! En gansch het rugje vol..... Ja, draaien w'ons een nestje daar, Daar in dat kroezelhaar.’ Maar schoon zoo rein En nog zoo klein, Het lamken kende 't mijn en dijn Al fijn: ‘Toch niet, toch niet, Die rug is mijn gebied.’ Vorige Volgende