Werken. Deel 6(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] Het leven Aan mijnen geneesheer Dr E. de Rop. Neen, Vriend, het leven is geen brug; Geen oevers worden hier verbonden; Zijn alle gronden Niet achter ons verzwonden, En zijn er voor ons wel gevonden? Neen, Vriend, het leven is geen brug: Wij durven niet vooruit, en kunnen niet terug. Een eiland is het leven: Wij landen aan, doch weten niet van waar. Waarheen wij gaan, ook dat is ons niet klaar. Als vóór den wind de wolken zweven, Zoo jaagt een arm, een uit de lucht, Ons voort in wilde vlucht, Tot wij aan d'overkust nog worden uitgedreven. En zijn w'aan d'overkust, Dan zien wij spijtig om; en willen wederkeeren; Het eiland was zoo schoon, zoo vol genot en lust; Eerst nu is 't ons bewust; Hoe hadden wij noch duur noch rust? O, geef ons 't leven weer, nu wij het zoo waerdeeren.... - Voort! bedelaars en heeren! Vorige Volgende