Werken. Deel 6(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] Gemoed Aan mijn lieve Gade. de waereld Dichter, uw gewrochten zijn Wel niet zuur gelijk azijn; Oh! gij weet met velen, velen, Uwer liedren zoo te streelen, Dat z'als nachtegalen kweelen; Maar toch ligt iets droef en wrang, Dichterlief, in uw gezang..... zij Waarom deedt ge, keer op keer, 't Milde hart in hem zoo zeer? Waarom deedt ge meer hem lijen Dan hij konde tegenstrijen? Wie van u kwam hem bevrijen! Menschen, menschen, die zoo spreekt, 't Is Natura die zich wreekt. Vorige Volgende