Werken. Deel 6
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II
IZiet hoe zij in 't wiegje kijken
Naar hun roozenkleurig wicht.
Zal het haar of hem gelijken?
Is 't geen engel die daar ligt?
't Kindje droomt, en d'ouders droomen....
God, hoe zal zijn toekomst zijn?
Heer laat uit uw hemel stroomen
Zangen, bloemen, zonneschijn,
Kling - klang - klingeklange - klong!
Zoo is 't hier voor oud en jong.
Lach en traan - heil en smart
Deelen hier elk menschenhart.
Kindje, mijn kindje, mijn vleesch ende bloed,
Ga door het leven vol vreugd ende moed!
| |
[pagina 118]
| |
IILentes kwamen, lentes vlogen....
't Zelfde kind, zoo roos en fijn,
Staat als moeder nu gebogen
Over 't wiegje van satijn.
Aan heur zijde komt de vader,
Vlijt zijn arm om haren hals;
En zoo kweelen zij tegader
't Wiegeliedje gul en malsch:
Kling - klang - klingeklange - klong!
Zoo is 't hier voor oud en jong.
Lach en traan - heil en smart.
Deelen hier elk menschenhart.
Kindje, mijn kindje, mijn vleesch ende bloed,
Ga door het leven met vreugd ende moed!
|
|