Werken. Deel 6
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II
[pagina 97]
| |
O! Laat me een eedle daad begaan,
Eer ik verdorre als krakend riet,
Eén korrel strooien tusschen 't graan,
Waar zeegnend God op nederziet.
Dat ééne ziel, dat één gemoed
Mij innig diep gedachtig zij,
En zegge, waar een harte bloedt:
‘Wat englen doen, deed hij voor mij!’Ga naar voetnoot(1)
|
|