Werken. Deel 6(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II Vorige Volgende Grijsaard en zigeunerin hij Lief kind, zoo ik een jonker waar, Een jonker waar van twintig jaar... Lief kind, waar ik zoo schoon daarbij, Zoo schoon daarbij, zoo frisch als gij... Lief kind, had ik dan nog een schat Dan nog een schat als Cresus had... Alles zou ik teeder, Liefdevol en zoetjes, Alles zou ik neder- Leggen aan uw voetjes... [pagina 86] [p. 86] zij Wat zou hi veel, de grijze man, De grijze man die niets meer kan! Mijn vrijer, mijn vrijer Is juist een twintig jaar; Twee sterren zijn zijn oogen; Hoe ravenzwart zijn haar! Hij speelt al op de vedel, Ik op het tamboerijn... Zoo gaan wij rond de waereld Wat kan er beter zijn? Wij trekken door 't gebergte; Wij stoomen over zee; Alomme reist de Vrijheid En danst de Liefde mee. Wat zochten mij al Grooten, Wat al Grootinnen hem! Wat schelen ons miljoenen! Als wij elkander zoenen Een Godheid ik omklem. Mijn vrijer, mijn vrijer. Toch oude man, die niets meer kunt, Toch zij dit liedje u gegund. Vorige Volgende