Werken. Deel 6
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II
[pagina 54]
| |
III. - Vruchten, kunstgebiedMercedesEr stierf een arme jonge vrouw,
En gansch Europa kreet van rouw;
Heel 't menschdom voer door ziel en harte
Een rilling van ellende en smarte.....
Wel was haar woon geen burgerwoon:
Haar sponde prijkte met een kroon;
Wie om haar stonden bij 't verscheiden,
't Was hermelijn waarop zij schreiden.....
Doch wie geen vorsten eerde, ook hij
Bracht hier zijn tol van weemoed bij:
De vrouw wier dood dus allen griefde,
Was 't beeld der Onschuld en der Liefde.
Zij was zoo jong, zoo rein en schoon!
Gelijk een kind zat zij ten troon,
En liet er op het glansend wezen
Het innig heil heurs harten lezen.
Zij was de Vrouw als God ze schiep,
Die lachend over rozen liep,
En de armen uitstrekte, alsof 't leven
Geen vreugd en lust te veel kon geven.
| |
[pagina 55]
| |
Zij hing met gansch haar gul gemoed
Aan al wat schoon is, rein en goed;
Zij had ze lief, de rijke wereld,
Die God getooid heeft en doorpereld.
Het oude Spanje, 't ridderland,
Had meegetrild, als zij de hand
Den jongling reikte, die haar zeide:
‘Mijn hart, mijn kroon, o neem ze beide!’
Zij schonk heur handje hem zoo blij:
Gekroond te zitten aan zijn zij.....
Den boord haars kleeds te voelen kussen.....
Wat heil te strooien, wee te sussen!
Acht eeuwen lag de Cid in 't graf;
Hij luisterde al heur woorden af;
Zijn geest, die wrokte om klein- en snoodheid,
Vloog juichend op: ‘Dat kind baart grootheid!’
Nog klonk de juichtoon Spanje rond,
Als aan heur sponde een engel stond:
‘Zie de open heemlen, - zie wat hoven!
Kom, zuster, kom! stijg mee naar boven!’
‘O!’ sprak zij met gebroken stem,
‘Neem mij niet weg van hem, van hem!’
Maar de engel kuste ze op dat kermen,
En steeg omhoog met haar in de armen.
En als heur hand den man ontschoot,
Voor wien zij smeekte bij de Dood,
Zonk dit gevoel hem in 't geweten:
Eerst nu moet gij een balling heeten.....
| |
[pagina 56]
| |
Zoo stierf een arme jonge vrouw,
En gansch Europa kreet van rouw;
Heel 't menschdom voer door ziel en harte
Een rilling van ellende en smarteGa naar voetnoot(1).
Antwerpen, Juni 1878. |
|