Werken. Deel 6
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II
[pagina 53]
| |
Het woordGa naar voetnoot(1)Het Woord, dat was 't begin!
Het wekte licht en leven,
Deed alles trillend beven,
En dreef er geestdrift in.
Als wind zoo zweefde 't voort.
Het strooide mild gedachten;
Ja, wenschen, zangen, klachten
Ontstonden uit het Woord.
Een Meester beeldde 't af,
Zoo werd het een Gebieder,
Die dwingen kan, en ieder
Doet buigen voor zijn staf.
Die Heerscher wordt niet krank:
Zijn mond en zijn gebaren
Zijn in de kracht der jaren,
Als dronk hij Godendrank.
En werd de zonne zwart,
Ging al, wat is, verloren,
Dan zou men 't Woord nog hooren
Gelijk een zuchtend hart.
|
|