Werken. Deel 5(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I Vorige Volgende Waar ik de burgemeester thans..... I Ware ik Burgemeester thans, 'k Zou mijn Antwerpen op doen rijzen, Dat men zoo geen stad zou wijzen Aan den ganschen hemeltrans, Ware ik Burgemeester thans! Zoo ik Burgemeester waar, Wie uit zee stoomt, zou de wateren Onzer Schelde mee doen klateren: ‘God! welk panorama daar!’ Zoo ik Burgemeester waar. Mocht ik Burgemeester zijn, 'k Zou de gloriezon doen dalen Van Venetiëns kanalen En den roem van Keulens Rhijn, Mocht ik Burgemeester zijn! [pagina 206] [p. 206] II Hoog de lucht in, fijn als kant..... Van den Toren, Zou men hooren, Moest ik wachten Veel geslachten: ‘Werf, nu rijdt ge, op vlaamschen trant, Hoog de lucht in, fijn als kant!’ Groote geesten van weleer, 's Nachts op stralen Zoudt ge er dwalen, In den duistren, Blijde fluistren: ‘Thans en droomen wij 't niet meer!’ Groote geesten van weleer. Eeuwig zoude een beeld er staan, Dat Metsyzen, Zouden prijzen, Hem ter hulde Die vervulde Wat van hoop elk hart doet slaan; Eeuwig zou zijn beeld er staan! Ware ik Burgemeester thans, 'k Zou mijn Antwerpen op doen rijzen, Dat men zoo geen stad zou wijzen Aan den ganschen hemeltrans, Ware ik Burgemeester thans! Vorige Volgende