Werken. Deel 5
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I
[pagina 203]
| |
Bij een berg, bij een rots, bij een slingerend water,
Zit ik neder en zucht;
En de dwazen, bij zulk een pracht en geklater
Is hun reizen een vlucht.
Tot mijn vrouw, tot mijn kind, houd ik d'armen geheven:
‘o Waart gij aan mijn zij!
Komt gezweefd door de lucht, o mijn liefd' en mijn leven!
En bewondert met mij!’
|
|